Rouw
- Julia van Bohemen
- 9 sep 2024
- 6 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 17 okt 2024
Over rouw, kleur en lopen tot achter de horizon
En ineens was ik wees. Een paar jaar geleden. Al sinds mijn twaalfde half en toen helemaal. En voeg daar nog maar wat levenservaringen in die trant aan toe. Vroeger gingen mensen in de rouw. In het zwart. Ik zocht naar kleur. In Nike of Adidas.
Dat rouwen je doet belanden in een soort haast, daar kwam ik later pas achter. Ik moet op een bepaald moment gedacht hebben: ik ga alles uit het leven halen wat erin zit en wel snel... je weet immers maar nooit. Ik haastte het leven.
Maar wat bleek: rouw vertraagt. Het verstilt, het versobert, verzandt, verziekt en verstopt. Het ver-stopt. Alles. Het voelt soms als gestolde beweging. Conclusie: om rouw te doen ontdooien, moest ik in beweging komen.
Inmiddels ben ik verslaafd. Ik geef het gewoon toe. Nee, er hoeft niemand gebeld of een instantie ingeschakeld. In mijn ogen is mijn verslaving er eentje van de meest onschuldige aard en als ik het volhoud, mag deze verslaving tot in de lengte van dagen aan mijn kont blijven kleven.
We hebben het hier over hardlopen. Aantal jaren geleden serieus begonnen, inmiddels twee marathons verder. 42,195 kilometer. Gekkenboel is het. Ik ben in een wereld terecht gekomen waar ik niet meer van los lijk te komen.
In ben nadat ik in mijn jeugd veel en fanatiek schaatste, altijd wel een beetje blijven rennen, maar nooit structureel. Ik haastte me in heel veel andere dingen, maar niet in ‘rennen’. Ik bouwde niets op zeg maar. Nu hoeft dat niet per se, maar als je een beetje een sportieve inborst hebt, wil je graag progressie maken. Dan is begeleiding bij hardlopen geen overbodige luxe. Dat weet ik nu, toen niet. Ik dacht: lopen is lopen, wat moet je daar nu aan veranderen of verbeteren?
Er valt echt wel wat te sleutelen. Er bestaat namelijk zoiets als looptechniek. Niet te grote passen nemen, armen goed meebewegen en je knieën heffen. Dat is zo’n beetje de basis. Daarna wordt het een stuk geavanceerder. Daar zal ik je niet mee vermoeien, maar als je een beetje begrijpt hoe jouw eigen ‘loopje’ werkt en je deze met een paar tips al kunt verbeteren, dan loop je gewoon lekkerder, kost het je minder inspanning en houd je het langer vol. Maar dan komt het: hoe makkelijker het gaat, hoe verslavender het wordt.
Voor je het weet ontwar je het gestolde en komt er beweging. Maar hoe kan het nou dat het verslavend werkt? Immers; Van lopen word je moe, soms ervaar je spierpijn, regelmatig loop je in de regen, om maar niet te spreken over harde gure Hollandse tegenwind. En in de zomermaanden is het dan weer bloedheet, want je kunt bij de buitentemperatuur gerust vijf tot tien graden optellen qua gevoelstemperatuur als je rent. Kortom; kommer en kwel.
Waarom lopen?
Waarom dan toch lopen? Nou kijk, ook al loop je met je kop in snijdende wind of giet het van de regen, volgens kenners veroorzaakt hardlopen de aanmaak van het gelukshormoon endorfine. En daar kun je hartstikke van in de zevende hemel geraken, ofwel de ‘runnershigh’ ervaren. Als je dat eenmaal te pakken hebt, verlang je naar herhaling en vooral naar meer.
Ikzelf ben me er niet echt bewust van. Ik heb het prima naar mijn zin tijdens het lopen, maar om nou te zeggen dat ik euforisch gelukkig loop te zijn, dat gaat me te ver. Fijn vind ik het wel, vooral na de eerste vijf kilometers. Dan kom ik een beetje op stoom en wordt het lopen rustiger en voel ik me meer tevreden. De soberheid verdwijnt. De rouw ligt achter de horizon.
Nou is er ook een valkuil. Vanwege die haast, levenshaast noem ik het maar even, krijg ik een houding van ‘je moet je best doen’. Eigenlijk van ‘erg je best doen. Heel erg, soms. Opgevoed met het credo; je doet iets goed of je doet het niet.
Het leidde in mijn leven tot medailles, goeie cijfers, leuke banen, maar ook een keer tot een burn-out. Of wat daar voor doorgaat. Daarom schrok ik laatst toen ik met mijn hardloopclubje in mijn eigen buurt aan het trainen was en een buurman die net op dat moment zijn hond uitliet, riep; ‘Zo, jij doet goed je best zeg’. Heel aardig bedoeld natuurlijk. Althans; daar ga ik maar vanuit, maar het triggerde wel en ik nam meteen gas terug.
Nu lukt het me meestal heel goed om mijn hoofd leeg te maken als ik aan het hardlopen ben. ‘Goed bezig meid’, denk ik dan aan het einde van zo’n training van ongeveer anderhalf uur. Als ik dit drie keer in de week doe, kom ik toch een heel eind en heb ik yoga of mindfulness niet nodig.
Maar ik ben er wel eentje van ‘tempo mensen’ en een beetje zweten. Ik wil voelen dat ik loop, snap je? Maar daar stak mijn trainer al snel een stokje voor. ‘Je loopt in een tempo dat je nog een gewoon gesprek kunt voeren, zonder buiten adem te raken’.
Die had ik maar in mijn oren te knopen. Hardlopen is niet alleen hard lopen, maar ook genieten. En dat gebeurt vooral tijdens de zondagochtend duurloop waarbij we met ons groepje door dorpjes en weilanden, over bruggetjes en over onverharde bospaden rennen.
Niet te hard lopen, is best een kunst. We lopen onszelf in het dagelijkse leven al te vaak letterlijk en figuurlijk voorbij. Dus wie meent dat lopen alleen maar lopen is, heeft het mis. Lopen is een manier van leven. En ik hoor je zeggen: die is lekker aan het overdrijven. Nou, ik kan je verzekeren. Er komt nog veel meer. Nog veel meer over dat lopen en het leven. Want man-o-man wat kun je jezelf tegen komen tijdens de ene voet voor de andere zetten.
Die ene zaterdagochtend
Na maanden van euforie en vooruitgang, kwam er die ene zaterdagochtend in de eerste week van december. Het was in de week van mijn 55ste verjaardag. Op tempo moest ik door het mulle zand van een strandje in een natuurgebied aan de rand van de stad. Na één ronde viel het me niet mee, en bij de tweede ronde overviel me een onbestemd gevoel van, hoe zal ik het noemen, gestolde beweging misschien? Alles leek stil te staan en ik probeerde maar door te denderen. Ik werd een beetje misselijk, voelde me slap worden en werd gesommeerd om op een bankje te gaan zitten. Of ik wel gegeten had en dat ik voorover met mijn hoofd tussen mijn benen moest gaan zitten. Op dat bankje. De trainer haalde er nog even met zijn handen het ochtenddauw vanaf. Maar ik wist dat dat het niet was. Het ging hier niet om ochtenddauw, maar om ochtendrouw. En daar zat ik, met mijn handen voor mijn gezicht. Eindelijk, na maanden van ‘gewoon’ hardlopen, kreeg die ene emotie de overhand. Er was geen houden aan.
Het heeft even geduurd, daarna ben ik weer gaan rennen. Door het bos, over grindpaden. Ik kwam weer langzaam in beweging. Eerst nog met de tranen hoog, maar niet veel later weer in de voor mij zo bekende tred. Dus ben je niet altijd zo stoïcijns aan het hardlopen, maar liggen emoties soms maar net aan die oppervlakte. Lopers zijn bijzondere mensen, en ook weer de gewoonsten ter wereld.
Kijk; Lopen kan iedereen. Je hoeft er geen kunstje voor de kunnen. Je hoeft geen acrobatische toeren uit te voeren, geen technische hoogstandjes te laten zien. Je gaat gewoon lopen. De kunst zit ‘m natuurlijk in het feit dat je blíjft lopen. Uren achtereen, en dat is niet voor iedereen weggelegd.
Misschien wijs je nu naar je voorhoofd, kan ik me helemaal voorstellen. Een marathon. In mijn optiek is er niet alleen een onwaarschijnlijk goeie conditie voor nodig en een sterk gestel, maar ook een mindset die zijn weerga niet kent. Want op een gegeven moment krijg je het toch moeilijk. Komen er zaken in je naar boven die je eerder aan het verleden toeschreef. Waarvan je dacht dat ze afgehandeld waren, maar ineens is het er weer. En zie dan maar de energie, het lef, de kracht te hebben om door te gaan. Je moet een paar keer tijdens zo’n ongelooflijk eind lopen, toch zien te herrijzen uit een dal. Even helemaal kapot gaan of misschien zelfs wel een beetje dood.
Het lijkt dus toch iets te maken te hebben met meer dan een fysieke uitdaging. Het heeft te maken met één zijn met jezelf, te bewegen zodat rouw niet stollen kan. Misschien wel het gevoel opgenomen te worden in de natuur op de meest toegankelijke manier die mensen eigen is: door te lopen. Volgens doorgewinterde lopers verdwijnt uiteindelijk de pijn en blijft de prestatie over. De ervaring.
Terug naar het verslavende effect. Dat ik steeds verder wil. Tien kilometer gaat al nergens meer over, terwijl ik eerder al blij was als ik de vijf haalde. Zondagochtend 18 kilometer? Ok, prima. De Afsluitdijk over? Doen we. Grensverleggend bezig zijn, dát is verslavend. Misschien ben ik daar dan streberig in of misschien wel nooit tevreden. Maar ook dat is niet helemaal waar, want als ik na mijn loopjes onder de douche sta… dan ben ik zo blij als een klein kind, zo vrolijk, zo vrolijk en kan ik de wereld aan!

Heel mooi!